« A vous, seigneur, je donne ma confianceeee »

20 oktober, dag 509

Waar ik in het begin heel erg focuste op 1 centrum in Kigali, sla ik nu mijn werk-vleugels uit en ga de gevonden «good practices» in 4 andere voorzieningen voorstellen en uitproberen. 2 centra in Kigali en 2 erbuiten. Vooral die centra ‘erbuiten’ zorgen voor het nodige avontuur en zijn de aanleiding voor een verse blog.

Vorige week zat ik 3 dagen in the-middle-of-nowhere Janja op 3 uur rijden van Kigali. Adolphe en ik hebben sinds kort een blauw Rav 4-jeepke dus ik daarmee de baan op! Aan de afslag van de grote baan naar the-middle-of-nowhere staat Soeur Solange me op te wachten. Met 2 dozen en een grote zware zak. Een nog een andere passagier. Het wordt niet gevraagd of je die extra’s wil meenemen, dat wordt verwacht. Dus nog voor ik de situatie deftig heb geanalyseerd worden de dozen ingeladen en kruipt er iemand op de achterbank. En is het eerste wat je te horen krijgt is “Vous etes en retard”. Euhm... ok. “Bedankt voor de lift” had ook gekund. Blitse start.

Na een uur in, door en tussen de groene lapjes-heuvels arriveren we in Janja. Ze wil mij een kortere weg op een steile kasseibaan besparen dus we rijden door een het terrein van een middelbare school: naast de klasgebouwen, de slaapzalen voorbij, het basketterrein over en het voetbalveld door. Ik weet niet of dit de meest efficiente weg is maar Sr Solange is er zeker van! In het klooster is het onthaal hartelijk. Een stuk of 8 zusters met donkergroene habijten staan me op te wachten en omhelzen me innig. De komende dagen hoor ik bij Soer Valerie, Solange, Epiphanie (x2), Victoire (x2), Alice, Frodil (daar ben ik niet zeker van. Ik heb het 3x gevraagd en toen durfde ik het niet meer herhalen), Odette en Chantal.

Mijn kamer is basic, dat kan eigenlijk ook niet anders he.. Op mijn ontdekkingstocht kom ik Jezus- en Franciscus van Assize-posters tegen. Een bassin, emmer en dweil. Een kaarske en lucifers, een fles bronwater. Er staat ook een emmer in de hoek met een deken erin en een deksel erop. Ik hef een hoekje van de deken op en zie een bidonneke. Het blijkt heet water te zijn en dit systeem is ‘chauffage a la Janja’ gedoopt. Brilliant. Warm water op de kamer. Dat verklaart ook de bassin en de dweil..

In de namiddag maken we een wandeling in het dorp met de obligatoire stops bij de broeders en de priesters. Het hele dorp heeft ondertussen in de smiezen dat er een muzungu is aangeland en dat wekt toch enige spanning op. Niet altijd comfortabel al dat gestaar maar ik probeer mezelf erop te wijzen dat hier zelden blanken zijn en dat dat dus groot nieuws is voor sommigen.

Voor het avondmaal, het gebed. Ik word uitgenodigd in de kapel en kan moeilijk weigeren. Eerst wat observeren lijkt me een goed plan dus ik kies een bankje op de laatste rij. Soeur Victoire – een grote sterke madam waar ge echt geen neen tegen zegt – neemt me bij de pols en zet me naast zich. Gedwee verhuis ik een paar rijen voorwaarts. Bij ieder lied duwt ze het liederenboek onder mijn neus en fluistert ze roepend (of roept ze fluisterend) ‘chante’! Met de meeste van de teksten kan ik me niet vereenzelvigen en besluit ik om het erop te wagen en niet te zingen. Soeur Victoire besluit het op haar beurt over een andere boeg te gooien. Ze geeft me met haar heup een flinke bots en zegt ‘Danse!’. Ik kan niet dansen op commando en niet zingen waar ik niet in geloof. Ik beweeg niet en houd de lippen stijf op mekaar. Dag 1 en ik heb al schrik van een zuster. Dat belooft hier een top-3-daagse te worden..

Het toplied van de dag wordt voorgezongen door Sr Solange. “A toi, Seigneur (spreek uit Seigneer), je donne ma confiance (spreek uit confiancee). A toi, Seigneer, pour eeeeterniteeeeeee”. Sr Victoire volhardt in haar missie en houdt ook nu de tekst tegen mijn gezicht. Het is niet bijster moeilijk want het zijn maar 2 zinnen en ze worden – op veel te hoge toon door veel te veel zusters – veel te veel herhaald. Ik moet me inhouden om niet te roepen “Stoptaarmee!!! Hij heeft het ondertussen echt al wel gehoord!” maar dat doe ik niet. Ik probeer op iets anders te focussen. Dat is moeilijk in het midden van een kleine kapel met zingende zusters rond mij en een tekst-boek in mijn neus. Niet eenvoudig het kloosterleven..

Na deze beproeving eindelijk eten! Ik rammel van de honger. Na het gebed - wat had je gedacht – kunnen we eraan beginnen. Rijst met een saus van arachide-noten, jammie. Terwijl ik in de saus roer zie ik kleine sliertjes. Oesterzwam, de max!! Ik bedien me rijkelijk al bij mijn eerste hap merk ik het.. Het zijn geen oesterzwammen, het zijn gedroogde viskes. K*k. Onze kat krijgt ook rijst met gedroogde viskes en ik kan de connotatie aan kattenvoer moeilijk wegkrijgen terwijl ik me door mijn avondmaal worstel.

De nacht is lang en de matras een beetje plat. En het licht van de wc’s schijnt fel door het raam. Mijn bedsprei wordt gordijn en ik krijg het wat kouder. Echt veel slapen wordt er niet gedaan, ook omdat ik schrik heb mijn wekker niet te horen om 5.30 voor het ochtendgebed. Zuster-overste heeft echt benadrukt dat het een vrije keuze is, dat gasten niet gebonden zijn aan het programma maar als ik om 5.40 gebonk op mijn deur hoor en de vraag “Vous allez nous joindre pour prier?” voel ik weinig vrije keuze. Ik heb een plan bedacht om zuster-Chante! te ontwijken. Als ik net te laat kom is het gebed al begonnen en zal ze me niet zien binnenkomen. Zuster-chante! is een lepe dame en wacht me op de laatste rij op om me dan enkele rijen voorwaarts te escorteren. Oh help. Daar ga ik weer voor 30 minuten..

Op werk-vlak - want daarvoor ben ik hier uiteindelijk- is het heel interessant! Ik ga de “special education” klas observeren om ze nadien wat suggesties te geven. Wanneer ik binnenkom zingen de kids en de 3 juffen een welkomstlied in 3 talen en nadien tonen ze nog effe hoe “hoofd – schouders – knie – en – teen” in het kinyrwanda klinkt. Ik ben direct verkocht voor deze kleine specials. Het gaat er nogal chaotisch aan toe (we kunnen het ook ‘enthousiast’ noemen) maar in mijn ogen lijkt het eerder chaos. Klein werkpuntje. Ik zie kleine Leonie met een pop op haar rug gebonden en een zak (met mousse) op haar hoofd. Gelijk een echte mama baant ze zich een weg door de andere kinderen om hier en daar haar kind s ‘goed te steken’. Geweldig. Eindelijk heeft rollenspel hier zijn intrede gedaan. Sr Odette is mijn held.

In de namiddag is het kleren wassen. Dat is nog meer chaos want alle kinderen en juffen zitten op mekaar gepropt en moeten 3 blokjes zeep delen. En veel geduld hebben die kinderen niet.. Bij sommigen is het wat kneden (net zoals bij mij in het begin, #alle begin is moeilijk), anderen zijn al volleerde klerenwassers. Op t einde worden ook voeten en schoenen in de bassins gestoken tot jolijt van de kids en tot enige agitatie bij de juffen. Gelukkig kunnen die zusters er na 3 seconden al om lachen want het zijn en blijven speciallekes met speciale manierkes.

De tweede nacht ben ik zo moe dat ik moet slapen, het kan gewoon niet anders. Na mijn bad-a-la-Janja zit ik nog wat op mijn pc te tokkelen tot ik plots een muis vanonder mijn kast zie komen richting (grote spleet onder de) deur. In plaats van ze rustig te laten vertrekken en dan de deur te barricaderen begin ik te KKSSJJJJTTT!-en waarop de muis schrikt en terugloopt waar ze vandaan komt. Onder de kast. Ik probeer nog om – vanop mijn bed - met de aftrekkker lawaai te maken en ze af te schrikken maar het mag niet baten. De muis zit onder de kast en mijn muggennet heeft nog nooit zo hermetisch onder mijn matras gezeten.

De laatste ochtend steek ik met Sr Odette de handen uit de mouwen. We geven de klas een grondige opruim-beurt en versleuren en passant ook alle schoolbankjes zodat er kleine groepjes ontstaan en de kinderen niet meer door elkaar heen hoeven te lopen / schreeuwen. Benieuwd hoe de kinderen hier op gaan reageren..

De laatste middag heeft het keukenteam extra zijn best gedaan: arachidesaus zonder viskes (!), geraspte kool en wortelen, banaan, bonen, rijst, gebakken patatten en als dessert ‘Noeux d’amour’, liefdesstrik in deeg. Als alle kool binnen is en de rugzak gepakt, krijg ik een afscheid om U tegen te zeggen. De zusters komen in een sliert dansend en zingend de refectoire binnen en bieden mij fruit, liefdesstrikjes, 30 avocado’s en een handgemaakt zakje aan. Ze hebbe achter ’t gat ook nog mijn auto gewassen. Ik moet mijn tranen verbijten. Deze mensen hebben een oneindige voorraad aan dankbaarheid en graag-zien klaar. Dat zingen en dansen om 6u ’s morgens.. Daar zit het ‘m denk ik..

De Weg

Bagamoyo, zondag 9 augustus

Het is al wat geleden dat er op de Astridstan-blog nog wat nieuws te rapen viel. Maar dat is niet de reden dat schrijver dezes in zijn pen (klavier) is gekropen. Ondergetekende is namelijk ook niet Astrid, maar een generatie ouder, weliswaar met dezelfde (familie)naam. En with the kind permission van Astrid mag daddyoo van haar blog gebruik maken.

We (de Flemers - zie definitie hieronder) zijn namelijk bij Astrid op bezoek in Rwanda en met haar ondertussen verder gereisd naar Tanzania; morgen doen we de oversteek van Bagamoyo (oostkust van Tanzania) naar Zanzibar, via Dar-es-Salaam.

Voor de niet-voorgelichten onder u: de Flemers (Frank, Leen, Luk, Lydia, Mie, Rachel, Stefaan & Sus) zijn een groep vrienden die op flexibele basis (in tijd, ruimte en samenstelling) bij wijl en stond een grotere reis ondernemen, onder leiding van een niet-democratisch verkozen aangestelde chinese vrijwilliger als reisorganisator, genaamd "roetvanger"; liefst naar een niet-alledaagse bestemming, maar toch met een (af en toe gelukte) poging om het reiscomfort aan te passen aan de ondertussen pensioensgerechtigde leeftijd van de meeste deelnemers.

Voor het eerste criterium scoort Afrika 10/10, voor het tweede is het elke dag weer een verrassing ... Maar voor beide hebben we dus deze keer een uitstekende roetvangster in de persoon van Astrid herself.

For the record: onze Flemers-groep is voor deze reis asymmetrisch samengesteld: de zgn. 'short-stayers': Leen (Meysman-Merckx), haar zus Maria en echtgenoot Dieter enerzijds, die huiswaarts keerden na 2 weken, na ons safari-avontuur in Tanzania, en de 'long-stayers' anderzijds: Rachel & Sus (moeki en daddyoo), Frank & Ellen van den Eeden, Steve Dubois en Luk Windey, die er nog Zanzibar bijnemen. Luk is als ervaringsdeskundige bij stilzwijgende unanimiteit tot secundant van Astrid als money-man aangesteld, wat door het constante gegoochel (niks vandoen met Google) met Euro's, US dollars, Rwandese Francs en Tanzaniaanse Shillings geen sinecure is: waarvoor langs deze weg onze publieke dank aan Luk !

Het is uiteraard niet de bedoeling van dit platform misbruik te maken om er onze hele reisverhaal te etaleren. Dat zou zonder twijfel ook de eenheid van stijl die we hier van Astrid gewoon zijn te brutaal onderbreken. Maar de emoties die Afrika bij een live-bezoek losweekt, zijn zo intens dat ze van zich afschrijven louterend werkt. Daarenboven is het ook wel leuk om vanaf de originele, primaire kant van Astrid's verhaal te kunnen reageren.

Mijn persoonlijke Afrika-ervaringen zijn kort, in vergelijking met de zeer dense impact van de ondertussen al een paar jaar actieve aanwezigheid van Astrid in Rwanda, naast haar onschatbare opgestapelde ervaring als globetrotter. Maar alhoewel kort, zijn er toch een viertal (deze reis inbegrepen), en daarenboven zeer gespreid in de tijd. Telkens weer heeft Afrika bij mij diepe sporen nagelaten, die mij in heel wat aspecten blijvend hebben beinvloed.

Mijn oudste belevenis gaat terug tot 1973, toen ik als nog niet afgestudeerde co-assistent algemene geneeskunde voor 2 maanden werd gedropt in een Algerijns hospitaal (Ain Defla, halverwege Algiers en Oran) waar ik als 23-jarige prompt werd bevorderd tot directeur van de kliniek ... Met als dagelijkse kost: tuberculose, cholera (epidemie !) en malaria (waar ik zelf heb mogen van proeven); ik ben er nog altijd van overtuigd dat mijn onorthodoxe manier van werken hier voor een deel aan toe te schrijven is.

Mijn tweede avontuur situeert zich in 1990 in Kongo (toen nog Zaire), als assistent van een chirurgisch team (1 chirurg, 1 anesthesist en ik) van Artsen zonder Vakantie, waar we in 2 brousse-hospitalen in Kasai op 2 weken tijd 50 kinderen hebben geopereerd voor sekwellen van kinderverlamming. Ik hoor mijn goede collega Jan Rumbaut (de chirurg van ons team) 's avonds op de barza nog altijd zeggen "le beau est l'éclat du vrai". Ik ben er na 25 jaar nog niet uit of die wijze woorden van Sint-Augustinus dan wel van Thomas van Aquino zijn, maar voor mij blijven ze onlosmakelijk verbonden aan die intense momenten van gelukkige voldoening daar in die pikzwarte Afrikaanse nacht, nagenietend van wat we met onze witte handen hadden mogen en kunnen doen. Ik ween niet gauw meer, tenzij bij een steengoeie uitvoering van een stuk onvergankelijke oude muziek, maar Rumbaut, Augustinus en Afrika grijpen mij telkens weer bij de keel, ook nu. Daarom had ik ook zo'n loer van een déjà-vu toen ik verleden week Astrid in haar klasje zag staan in Humura, N'dera (Kigali). En de krop en de tranen waren navenant.

De derde episode situeert zich weer een heel stuk later en heeft indrukken nagelaten die het dubbele Afrika-gevoel het meest illustreren: dat was de Flemers-reis naar Zuid-Afrika in 2006: aan de ene kant de overweldigende schoonheid van de Afrikaanse natuur (Kruger park !), badend in dat schitterende Zuid-Afrikaanse licht, aan de andere kant die extreme duale maatschappij met een in luxe badende bovenlaag ver au dessus de la mélée en aan de onderkant een grote massa mensen, die mijlen onder de armoedegrens moeten ploeteren en krabben voor een pover bestaan; waarbij men zich afvraagt hoe dat ooit goed moet komen. Op dit punt geeft Rwanda alvast een duidelijk betere indruk dan Tanzania, waar alleen de bovenste toplaag van de toeristische industrie standaarden kan bieden die de gemiddelde westerling evident vindt: maar daarvoor komt ge dus niet naar Afrika !

Mijn vierde en recentste Afrika-experience is dus nu, met de Flemers onderweg van Rwanda naar Tanzania en Zanzibar. In Rwanda schoot me een metafoor te binnen die de perceptie van de toestand goed symboliseert: de weg. De weg is de letterlijke scheiding tussen het nieuwe en oude Afrika. Op de weg, en heel wat wegen zijn van een opmerkelijk voortreffelijke kwaliteit, waant men zich op vakantie in de moderne wereld, zeker als men, zoals wij, de luxe kan genieten van een ruime (naar Afrikaanse normen) wagen of bus - onmiddellijk contrasterend met de in het kwadraat overvol gepropte Toyota-busjes ('taxi') waarin de gemiddelde Afrikaan zich pleegt te verplaatsen. Maar eens van de weg af, en dat is meestal niet verder dan juist ernaast, doen we reuzenschreden terug in de tijd: gestampte rode aarde, koterijen in alle maten van verval of zelfs ineenstorting, naast lemen huisjes of stro-hutten (Masaai in Tanzania), een wirrewarrende chaos van handwerkers en verkopers allerhande, kramikkele fruit- en groentenkraampjes, donkere mannen in nog donkerder en vuile kleren, naast kleurrijk geklede dames, al dan niet (dikwijls wel) met de gekste lasten op hun hoofd en een baby boven hun achterste: dan komt zo'n breed Afrikaans vrouwenbekken handig van pas (Afrikaanse vrouwen verwisselen na de bevalling gewoon de baby van kant, van voor naar achter).

Alsof het nodig is om deze vertraging in de maatschappelijke evolutie fysiek te benadrukken, wordt elk dorp tot en met de kleinste nederzetting op de weg aangekondigd door een rits van spoedhobbels (verkeersdrempels) in alle vormen en afmetingen, van geribbelde asfaltstroken over verhoogde zebrapaden tot venijnige heuvels in een heel gamma van verrassingseffecten. Deze logica wordt daarenboven ook volgehouden op de meest afgelegen landwegen, die sui generis al overvloedig bezaaid zijn met putten en bulten, maar waar ten gepaster tijde dus nog een aarden ophoging aan wordt toegevoegd, kwestie van bij de les te blijven.

Maar een weg dient uiteraard om 'op weg' te zijn, en dat is precies wat Afrika doet. Meer nog in Rwanda dan in Tanzania, dat veel groter is (groter dan Frankrijk en Duitsland samen) waardoor de perceptie minder geconcentreerd is, valt die onophoudelijke beweging op: van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zijn die mensen op stap, met of zonder vracht, te voet of met, maar vooral naast een fiets (exclusief mannen !), die onvoorstelbaar zwaar geladen is en voortdurend met de hand (soms vier handen) bergop moet geduwd worden: Rwanda "land van 1000 heuvels" is een dichterlijk understatement van jewelste: het zijn er minstens 1000 x 1000 ! Wat die mensen presteren wekt een gemengd gevoel op van bewondering en compassie: waar gaat al dat volk toch heen ? Maar op weg zijn ze, naar ergens allicht, maar naar de toekomst in alle geval, op de scheiding tussen nu en straks, op de brug tussen de middeleeuwen en de 21ste eeuw, want een smartphone hebben ze bijna allemaal ! In Afrika staan een resem tijdsscharnieren synchroon en door mekaar in de etalage, en dat maakt de verwerking van al die opeengestapelde indrukken vaak niet makkelijk.

Zanzibar, 11 dinsdag augustus

Ondertussen zijn we gisteren via Dar-es-Salaam op Zanzibar toegekomen. Hoewel sinds 1964 een unie met Tanganyka (Tan-Zan-ia), komt men er op Zanzibar pas in mits paspoort- en doeanecontrole, gepaard aan de onontkoombare Afrikaanse drukte. Ook die beide ervaringen (Dar-es-Salaam en Zanzibar) voegen nog een extra dimensie toe aan de perceptie van de meerlagige Afrikaanse maatschappij. Dar-es-Salaam is een miljoenenstad die - voor zover wij konden zien - volgepropt is met kolossale blinkende westerse gebouwen (banken en andere maatschappelijke zetels), naast de ondertussen bekende Afrikaanse georganiseerde chaos: maar daar zijn we na 2 weken al immuun voor. En Zanzibar is op zijn beurt weer een andere behoorlijke verrassing, tenminste wat de kustrand van het eiland betreft: een tropisch Indisch-Arabische enclave, waarheen een duidelijk grotere stroom toeristen de weg al gevonden heeft, vanwege de hagelwitte stranden met wuivende palmbomen, schoner nog dan in de reisbrochures: plots zijn we 'Out of Africa'...

Tot slot zal niemand mij kwalijk nemen dat ik van dit forum gebruik maak om de loftrompet te steken over Astrid: vanwege daddyoo is dat natuurlijk zeer subjectief maar dat mag me niet tegenhouden. Astrid heeft ons na een schitterende interactieve voorbereiding met groot empatisch vermogen doorheen al die bijzondere Afrikaanse toestanden geleid. Een bewonderenswaardige mix van vastberadenheid, doorzetting, geduld en soms berusting (in die volgorde): hoe ze de Afrikanen met zachte hand aanpakt, deed Rachel en mij nog eens terugdenken aan een nota in haar klasagenda van het tweede klasje van de lagere school: "Astrid probeert soms de juf te corrigeren ..."

Vooral wie dus ooit Oost-Afrikaanse reisambities heeft, kan ik maar één adres in vertrouwen aanbevelen: Astrid Herbosch, Kigali !

Hakuna matata ! Don't worry, tout s'arrange !

Daddyoo (Sus)

Impressies van een busreis. En een Working Party.

21 maart, dag 305

De bus is hier bij uitstek het meest gebruikte vervoersmiddel. Op een mooie dinsdag bezoek ik een internaat voor kinderen met een intellectuale beperking op 3 uur rijden van Kigali.

Op de terugreis heb ik een ‘crappy seat’ (de klapstoeltjes in het midden waar je zodanig scheef op hangt dat ze scoliose veroorzaken) kunnen vermijden. Dat is al een goed begin. Maar dan. Mijn linker buur heeft een grote rugzak tussen zijn wijdgespreide benen. Hij komt overduidelijk over het midden maar dat geneert hem niet. Ik moet mijn helm en zak op mijn schoot houden. Gedurende 3 uur.

Mijn rechterbuur - op de crappy seat – is een mager nerveus type met een dun snorretje in een veel te grote kostuumvest. Hij probeert de weg te zien maar dat gaat niet want er zitten 30 andere opgepropten voor ons. Hij verspreidt een bierlucht en hij houdt zich vast aan mijn handvat. Wanneer zijn telefoon gaat duikt hij mijn kant op omdat daar minder lawaai is.. denk ik.. dat hij denkt.. Mijn persoonlijke bel wordt aan alle kanten doorprikt.

Aan onze rij is ook een box. Tof zou je denken. Muziek. Afleiding. Als we het getroffen hebben schallen er 80-hits door de speakers. Maar getroffen hebben we het niet. Het zijn vrouwen die net te hoog zingen dan waarvoor hun stembanden geschikt zijn. En de chauffeur heeft op repeat geduwd. Niet tof. Gedurende 3 uur.

Het is een ongeschreven wet in de wereld van de Rwandese bus-reizigers maar het is een wet: “Ramen moeten dicht”. Ja, we bevinden ons niet zover van de evenaar en nee, ik snap de regel ook niet maar de ramen zullen en moeten gesloten blijven. Ook gedurende 3 uur.

Mijn schuin-rechter-voor-buur kijkt de hele tijd schuin links achter zich. Naar mij. Hoe ik een emotioneel evenwicht probeer te vinden tijdens deze tocht.

In tijden van ergernis valt een mens terug op zijn basiskennis en dus moedertaal. “Allee ket!” komt er spontaan uit wanneer de rechterbuur mijn handvat grijpt en zijn elleboog het net iets te intiem maakt met mijn boezem. Assertief, ja dat ben ik nog steeds.

Assertiviteit werkt hier niet zo goed. Gisteren ging ik terug naar een groot Chinees warenhuis (waar in onzichtbare letters geschreven staat “Hier verkoopt men alleen brol maar iedereen trapt er toch in”) omdat ik niet tevreden was over een product. Ik had ‘Hot Resi stent’ matjes gekocht (spatie op een bizarre plaats maar we gaan niet muggenziften). Op de verpakking stond een dampende pot noedels op zo’ mat. Om warme potten en pannen op te zetten. Dat kon ik afleiden uit de naam en de illustratie. ’s Avonds meteen de daad bij het woord gevoegd. Ik – BAF! – een warme pan op die mat. Zo rap of tellen (echt rap) die mat aan het smelten. De bodem van mijn pan was een Hot Resi stent mat geworden. Met alle Chinezen maar niet met den deze, dus ik terug naar de brol winkel. De verantwoordelijke van de winkel was zo creatief dat ik aan de grond genageld stond. “Ik begrijp je probleem. Maar het is de eerste keer dat we die klacht horen. We waren niet op de hoogte van deze default. Ik kan je je geld dus niet teruggeven.” Wat?? Customer care in Rwanda..

Op werk-vlak, spannende dingen. Samen met mijn collega – partner in crime organiseer ik een “Working Party”. We nodigen andere NGO’s en relevante ministeries uit om ons Model of Good Practices uit de doeken te doen en feedback te vragen. We weten niet goed hoe hoog we de opkomst mogen verwachten.. Er dagen 40 geinteresseerden op! Unicef en Plan vand de partij! Rwanda Education Board en Migeprof – Ministry of Gender and Family promotion – van de partij! Na onze voorstelling werken we in kleinere groepen rond de 5 hoofdthema’s. We krijgen heel wat constructieve inhoudelijke feedback en complimenten voor de organisatie. Kleine ego-streling, doet deugd..


Ondertussen is er ook een kat binnen gewandeld en het ziet er naar uit dat ze gaat blijven.. Ze is wit en ik noem haar Muzungu.

Brommers en Brochetten

7 februari – dag 255

Mijn goed voornemen om mijn blog regelmatiger te updaten is tot nu toe niet erg succesvol gebleken. Ik werk eraan maar heb een beetje het gevoel dat ik geen uber-spannende dingen beleef die het bloggen waard zijn. Ik doe nog steeds de was, ik ga naar de markt en ik neem dagelijkse toch een brommer of 5. Dat is bij uitstek mijn favoriete vervoersmiddel. Snel, wendbaar, fris briesje,... zalig.

Ik heb een 9-to-5 leventje. Of laat ons zeggen een 5.30-to-22.00 leventje. Iedere ochtend fluiten de vogels mij wakker om 5.30. Wanneer die ochtenbegroeting afgelopen is en ik alsnog een uurtje probeer verder te slapen is daar kleine Fiston. Dat is de nachtwacht die de nieuwe dag begroet om 6.00 door terrassen te schuren, hagen te snoeien of de oprit te vegen. Of een telefoongesprek te voeren. Naast mijn raam. Dat is echt tof van Fiston dat hij zich betrokken voelt wat de properheid van de terrassen betreft. Maar in een huis zonder enige isolatie is dat zeer irritant op dat ochtendlijke uur. Ik heb Fiston al meerdere keren een kleine reprimande gegeven in mijn allerbeste kinyarwanda. Dat klinkt vertaald als volgt: “Fiston, luister goed. Ik wil slapen. En jij... sshhhttt!! (“moet stil zijn” kan ik niet zeggen). Ik... wil slapen. (moet ik herhalen bij gebrek aan “als jij nog veel lawaai maakt zoek ik een andere nachtwacht”). Ok?!”

Zo heb ik kleine Fiston ook s heel verward gemaakt toen ik over de tuin sprak. Ik had op het papiertje van de huisvuil-ophaaldienst (jaja, dat bestaat hier!) en op vuilnisbakken in de stad ‘ISUKU’ gelezen. Het woord voor ‘vuilnis’. Logisch. Mijn volgende reprimande klonk als volgt: “Fiston. Luister goed. Jij bent verantwoordelijk voor de tuin (responsable en jardin heb ik gewoon van het frans gepikt). Het is hier veel te vuil. Kijk hier en daar en daar. Jij... finish! (“dit moet gedaan zijn” hoop ik overgebracht te hebben met het woordje “finish”). Die kleine Fiston hoorde het donderen in Keulen. Ik begreep zijn verwarring niet. Had ik net niet glashelder uitgelegd dat er te veel vuilnis rondslingerde? Ik dus met Fiston de tuin in en vuilnis uit de haag beginnen plukken.

’s Avonds vertel ik aan mijn top-lief (jaja, dat heb ik!) wat er gebeurd is. Die begint te bulderlachen zodat heel Muruturusu het hoort. Blijkt dat ik net van mijn oren gemaakt heb door te zeggen dat de tuin veel te netjes is en dat hij daar verantwoordelijk voor is.. De ISUKU op de vuilnisbakken betekent blijkbaar ‘Keep clean’ in plaats van ‘Vuilnis hier’... *Zucht*

Leven en werken in het buitenland. Dat is allemaal exotisch en spannend enzo maar soms is het gewoon ook lastig en kl*te. En dan wil je thuis zijn (ja, zelfs in deze temperaturen) waar je mensen al langer dan enkele maanden kent, waar je de taal verstaat/spreekt, waar je de sociale omgangsvormen (her)kent, waar men niet naar je staart op straat, waar de prijzen vast liggen en je niet bij alles wat je koopt denkt afgezet te worden. Waar brie en pijnboompitten in het oneindige vooradig zijn. En vriendschap puur en echt is. Gelukkig gaan die slechte dagen ook voorbij, gelukkig is er het top-lief om efficiente reprimandes uit te delen (dat begint ook met “Fiston, luister goed” maar nadien volgen er veel moeilijke woorden die ik niet snap maar Fiston gelukkig wel) en gelukkig schijnt de zon hier alle dagen in al haar glorie. Gelukkig dwing ik mezelf om alles te relativeren en om dankbaar te zijn dat ik bijvoorbeeld niet in een vluchtelingenkamp in Syrie moet wonen..

Het werk is de laatste tijd flink opgeschoten! Waar ik in het begin ferm moest zoeken naar hoe en wat heb ik nu ellenlange to-do-lijstjes. De teacher-training heeft famuze vruchten afgeworpen! Ik heb een paar keer samengewerkt met een Rwandese collega. We bereidden de inhoud van de les samen voor waarna hij de training in kinyarwanda geeft. Waar de taal-barriere wegvalt begint de magie. Pre-numeracy, pre-reading, pre-writing, lesvoorbereiding,... kwamen allemaal in bod. De leerkrachten bereiden nu effectief lessen voor (dat was al jaren niet het geval) met een door ons aangebrachte template, er is een resource-kast ingericht volgens thema, VSO heeft een payment request van 2.000.000 RF goedgekeurd (een kleine 2000€) om materiaal te kopen, groep 4 en 5 hebben nu hun eigen klas en waar nodig zijn er ‘scenario’s’ opgehangen. Dat zijn foto-reeksen waardoor kinderen/jongeren een taak zelfstandig kunnen uitvoeren door de instructies op de foto’s te volgen. Ik wacht nog op een hele lading pictogrammen om per groep een visuele dag-indeling te hebben. Volgende acties op mijn lijstje zijn ‘schemes of work’ waarbij de leerstof per trimester / maand / week verdeeld wordt en een manual voor de leerkrachten met activiteiten voor kinderen met een ernstige intellectuele beperking. Dat richt zich vnl op sensorische activiteiten gemaakt met materiaal dat lokaal voorhanden is. Out of the box thinken is een dankbare eigenschap hier.

De laatste tijd – vaak achteraan op een brommer slalommend tussen ander spitsverkeer – valt het me te binnen dat ik in Oost-Afrika woon en dat ik al die uitdagingen toch maar mooi (ook soms minder mooi met veel emotie en kuren) het hoofd biedt. Dan ga ik s avonds een brochette eten in Master Grill waar 80’s en 90’s hits door de luidpsreker schallen, waar je alsnog een salaatje krijgt van enkel ajuin ook als je net het omgekeerde hebt gevraagd, waar het eten nooit samen arriveert en er sowieso een fout in de rekening zit, je moet ze enkel zien te vinden. TIA honey. This is Africa and I’m doing it. It’s a choise zeg ik dan tegen mezelf en gniffel de frustraties weg.

Tenen tellen.

Dag 133 – 8 oktober 2014

84 dagen zonder blog. Dat zijn er wel wat.

Ik zit op het ontbijt-terras van mijn nieuwe huis. Er waait een briesje, het is een aangename 24 graden en de vogels stjilpen. Er speelt een rustig muziekje en ik heb ook net enkele Délichockskes opgeknabbeld. Life is good in Kigali.

Ontbijt-terras inderdaad. We hebben nl ook een after-work-chill-terras aan de voorkant van het huis. Om de warme gloed van de ondergaande zon mee te pikken voor de avond valt. 3 weken geleden moesten we verhuizen. De vorige eigenaar wou het huurcontract niet verlengen dus wij 4 jeeps (4x dezelfde jeep) volgeladen en 3 straten lager gaan wonen. Het is een ruim licht huis met tuin! En zetels!! Dat is voor VSO-normen echt een grote uitzondering. Ik was al een uitzondering met mijn stofzuiger maar nu dus helemaal met mijn grote donkerbruine zetels. Opmerkelijk hoe je vanzelfsprekende dingen erg gaat appreciëren als je ze een tijdje niet hebt. En hoe vanzelfsprekend je het vindt als je het allemaal wel hebt. Een wasmachine, nog zoiets. Hebben we hier niet. En ieman die de was voor ons doet ook niet. Iedere Afrikaan kan kleren met de hand wassen. Ik kon dat niet. Mijn Keniaanse huisgenote stond aanvankelijk smalend/meelijwekkend naar mij te kijken wanneer ik mijn kleren stond te 'kneden' in een warm sopje. “My friend. Watch and learn”. Schuren en schrobben en wringen en wrijven. En spoelen spoelen spoelen. En dan trots en zelfvoldaan vanop het ontbijt-terras naar de volle wasdraad kijken. En dan hopen dat het 's nachts niet gepikt wordt. Life is simple in Kigali.

Voorkomen dat er gepikt wordt, daarvoor heb je normaal gezien een nachtwaker. De onze lag ongegeneerd te slapen. Die hebben we dan met zijn klikken en klakken buiten gezet. Hij probeerde en passant ook wat van onze klikken en klakken mee grabbelen maar dat had ik gelukkig in de smiezen.. Al snel hadden we een andere nachtwaker. Easy peasy dachten we. Tot ik op avond 2 niet binnengeraakte omdat meneer zijn sleutel op de poort zat en hij zijn roes lag uit te slapen in de tuin. Personeel.. *zucht*.

'k Heb hier ondertussen een vree wijze bende Vlamingen leren kennen. After-work-drinks, kampvuurkes, lazy sunday lunches of muziek optredens met witte wijn. Life is fun in Kigali.

Op werk-gebied verleg ik hier fameus mijn grenzen. Momenteel ben ik de M&E-specialist in mezelf aan het ontplooien. M&E, dat staat voor Monitoring & Evaluatie. Heel spannend kunnen we dat niet noemen maar het is onderdeel van het grotere VSO-project waar ik aan werk: het schrijven van een Model of Good Practice voor centra voor kinderen met een intellectuele beperking. Eerst de huidige situatie onderzoeken dmv observaties en vragenlijsten voor ouders, kinderen, leerkrachten en 'community health workers'. Dan een analyse-document ontwerpen, alle gegevens inputten en dan conclusies en aanbevelingen schrijven (saai, dat zei ik toch..). Op basis daarvan boks ik een teacher training in mekaar. Dat gaat van 'early childhood development' en 'lessen plannen en voorbereiden' tot 'huisbezoeken'. Een hele boterham. Gelukkig kan ik rekenen op een legertje VSO-collega's om me bij te staan bij de trainingen. Handig als je 90 experts in de buurt hebt.. Vorige week ben ik op studie-bezoek bij de collega's van Butare (het vroegere Astrida) geweest. Netwerken en uitwisselen, I love it. Samen met andere slimmeriken gaan we een algemeen curriculum ontwikkelen voor kinderen met een intellectuele beperking.

Ik pik ook hier en daar een klas-activiteit mee. Vandaag ga ik met groep 5 (de beroepsopleiding voor de jongens) het veld op. Stallen uitmesten, de koeien wassen en eten geven en de koeien naar de graasweide brengen. Daar ontstaat spontaan een reken-les in het veld. 1 klein blaadje en 1 balpen. 10 takjes. 10 vingers. En 10 tenen. Tellen van 1 tot 5, voor een potige kerel met Down-syndroom is het zweten en puffen. Maar als het lukt is het euforie, applaus, BRAVO VOOR MEZELF!!!, high five en een glimlach van oor tot oor. Tenen tellen. Worden we blij van.

Zingen om nooit te vergeten

Na een maand Kigali is het tijd om mijn vleugels s uit te slaan. 4 juli is het Liberation Day, congé national, en dus lang weekend. Ik ontmoet Joanna, een andere vrijwilligster in special education, in Kibuye aan het Kivu-meer. In de namiddag gaan we op de lokale markt op zoek naar vers fruit. We zijn het al gewoon om te onderhandelen in het Kinyarwanda maar dat zijn de marktkramers blijkbaar niet. We worden al snel een attractie en met onze ananas in de hand maken we ons snel uit de voeten. We genieten van enkele pintjes-with-a-magnificent-view, ontmoeten een Duister met een strak plan en besluiten om dat plan de volgende dag schaamteloos te imiteren.

Het plan combineert natuur, zon, geschiedenis en avontuur. Off we go. We huren 2 motards voor de dag en vatten de tocht naar Bisesero aan. Anderhalf uur op droge, stoffige, onverharde wegen. Onverhard vind ik in deze context een zeer fout woord. Extréém verhard, dat ondervinden ook mijn billen. We worden uren heen en weer geklutst maar met de zon, de wind en het magisch Kivu-meer onder ons voelen we ons de koning te rijk. We stoppen in the middle of some more dust and wind voor een fanta (alle frisdrank heet hier fanta net zoals alle pasta macaroni. Zeer verwarrend wanneer je een cola vraagt en de mevrouw “Sawa, 1 Fanta” herhaalt. “Nee nee, een cola aub!” En wanneer je je hebt neergelegd bij een fanta staat er toch een cola voor je neus. Of wanneer je volhardend “spaghetti” vraagt of “lasagna??” omdat je weet dat het niet 'pasta' is maar vergeten bent dat het codewoord 'macaroni' is. Ook verwarrend).

Dus. Wij na die fanta weer de brommers op richting Bisesero. Die heuvel was het toneel van de zwartste pagina uit Kibuye's geschiedenis. Van de 800.000 genocide-slachtoffers zijn er op deze heuvel 50.000 vermoord. 't Is een mythische plek in Rwanda. Onbeschrijflijke horror. Maar ook onbeschrijflijke moed. En nooit te vergeten helden. Deze Tutsi's hebben 3,5 maand standgehouden en gevochten als leeuwen. Met speren en stenen. Toen de strijd in andere plekken van het land gestreden was, kreeg het regeringsleger versterking van alle kanten en werd het een onmogelijke opdracht. Uitgeput en onbewapend waren ze. En omringd door lijken van vrienden en familie. Eind juni – de genocide is begonnen op 7 april – arriveerden de Franse troepen. Redding voor de 3000 overlevers. Eindelijk. Of toch niet. De Fransen hebben zich nog 3 dagen koest gehouden. Nog 's 1700 mensen zijn afgeslacht. Van de 50.000 hebben 1300 het overleefd.

De memorial site ligt op de hoogste berg van de omgeving. We worden rondgeleid door een oude man. Hij kan maar 1 been plooien en heeft duidelijk een prothese. De site bestaat uit 3 gebouwen met ieder 3 kamers, symbool voor de 9 gemeenten van het district Kibuye, symbool voor iedereen die hier samen ten onder is gegaan. In de 9 kamers schedels en botten. Schedels met kogelgaten, schedelbreuken of bruinverbrand. Kleine en grote schedels. Wannneer ik de eerste kamer binnenkom draait mijn maag en sla ik mijn hand voor mijn mond. 'Please. Try' zegt de gids. Ik durf er niet goed naar kijken maar dan dwing ik mezelf om het toch te doen. Om niet te vergeten wat hier gebeurd is en het verder te vertellen.

Helemaal bovenaan de berg een massagraf. Om het graf te bereiken loop ik op een trap van bruine keien, aan weerszijden geflankeerd door grote grijze dreigende rotsblokken. Symbool voor de ongelijke strijd. Beklemmend.

Op de terugrit zit mijn hoofd vol. Na 2 uur hotsen en klotsen is het leeg. De Rode Duivels proberen voor wat afleiding te zorgen maar daar is 't ook miserie troef.

Zondag. Joanne vertrekt al vroeg want zij heeft een boottocht van 6 uur voor de boeg richting zuiden. Ik maak nog een laatste uitstapje naar de kerk van Kibuye. Die ligt op een machtig mooie locatie op een berg naast het meer. 20 jaar geleden. 11.400 slachtoffers in 3 uur tijd. Dat is er 1 per seconde. Granaten en machetes. Ik verwacht een doodse plek maar het bruist er van het leven. Kinderen lopen in en uit, minibusjes vol opgeklede kerkgangers arriveren, kloppen het stof van hun schoenen en kleren en zoeken nog een plek. En overal en altijd GSM-gerinkel. Ik ontmoet een opgeschoten kereltje zonder voortanden. Wanneer ik naar zijn naam vraag zegt hij trots: “I'm Eden Hazard! I'm Belgium!”. Ik probeer duidelijk te maken dat “Me too, I'm Belgium” maar daar gelooft hij geen snars van.

Wanneer ik mijn terugtocht aanvat hoor ik ze zingen. Over het meer de bergen in. Mooi. En samen. En krachtig. Vol leven. Voor degenen die er niet meer zijn. Om ze niet te vergeten.

Alleeeeeeeeeeeeeez les Belges!!

Alleeeeeeeeeeeeeez les Belges!!

Rode Duivel-fan ben je overal, ook aan de andere kant van de wereld. De Ambassadeur heeft dat ook begrepen en nodigt al zijn landgenoten in zijn residentie uit om samen de match op groot scherm te bekijken in zijn tuin. Daar zeg ik uiteraard geen nee tegen. Eens binnengluren bij Meneer de Ambassadeur, visitekaartjes wisselen om interessante werk- en privécontacten te leggen én de Rode Duivels aanmoedigen zodat ze het tot in Brazilië kunnen horen. I'm in. Samen met mij arriveert er een uitgelaten troep zotte mannen. Sfeer check.

Om 18u iedereen paraat voor de aftrap. Vlamingen, Brusseleirs, Walen, West-Vlamingen, Aziatische echtgenotes en Rwandese vrienden. Iedereen supportert voor rood, geel en zwart. Vlaggen en vuvuzela's. En gratis bier. Enkel jammer dat de zon nog fel schijnt en we geen bal (kleine woordspeling) kunnen zien.

Goal van de Algerijnen. Mijn buurmeisje kent er geen bal van (nog eentje) en vindt een penalty 'toch ni echt een echte goal??'. Het gemoed zakt een beetje onder 20°C (onder nul zou hier belachelijk zijn). Het wordt nog erger wanneer de stroom uitvalt en we letterlijk en figuurlijk in het donker zitten. Na 10 minuten duisternis kunnen we verder. En is het time. Niets gebeurd. We willen ons nog s bevoorraden van een fris pintje en wat blijkt.. Pintjes op. Oh-oh.. Ik denk dat er iemand morgen van Meneer de Ambassadeur onder zijn voeten gaat krijgen. Iemand die duidelijk niet gerekend heeft op een bende dorstige Belgen.

Tweede helft is het juichen en vlaggen zwaaien wat de klok slaat. En arriveert er op mirakuleuze wijze een verse lading koude pinten. Na de match komt een frietgeur ons tegemoet en hoor ik iemand zeggen 'Ik ruik België...'. We voelen ons hier helemaal thuis.

33

Dag 11 al. Zotjes. Time flies when you're having fun. Of wanneer je moet verhuizen, kuisen, inrichten, een tuin aanleggen en gaan werken. Oude vrienden in de armen sluiten. En verjaren tussendoor! Dan vliegt de tijd ook.

Mijn eerste weekend krijg ik in Centre Christus Justin-de-taalleraar over de vloer. Over het gras eigenlijk want de les gaat door op het peloeseke onder een boom. Qua klaslokaal is dat dik in orde. De les begint om 8u, wat ik in België een ontieglijk vroeg uur zou vinden. In Rwanda is het tegen die tijd al de helft van de voormiddag. Gelovigen hebben al een mis en een ontbijt achter de kiezen. En ik ben zelf ook nogal blij dat ik mag opstaan. Mijn matras is zo plat-geslapen dat ik me naast comfort ook zorgen maak over de hygiëne van mijn 10000-en voorgangers. Isolatie van licht en geluid kunnen we herleiden tot nul waardoor je om 5u 's morgens de volgende keuze hebt: in een klaarlichte kamer liggen met rugpijn en vogelgefluit-gekletter in de keuken-iemand die paadjes veegt of in een klaarlichte kamer liggen met rugpijn-met irritante oordoppen.

De eerste les Kinyarwnad is nogal formeel (begroetingen, beroepen..) maar de 2de les, dat is heftig. Van woordenschat of grammatica komt er niet veel in huis. Diepgelovige Justin en ik gaan de filosofische toer op en nemen onze beide maatschappijen onder de loep. Een Rwandees spreekwoordt luidt “Zirara zishya bwacya zikazima” wat vrij vertaald wil zeggen 'overdag is het rustig maar 's nachts branden de huizen'. Om aan te tonen dat gereserveerdheid, beleefdheid en controle extreem belangrijke eigenschappen zijn en plein publique maar dat het er - wanneer de gordijntjes toe zijn – wel s pittig kan aan toe gaan. Zo ook onze discussie. Adam & Eva of Darwin. Of homoseksuele of lesbische relaties!! Oh la la. Justin eet van emotie zijn Bijbel bijna op! En dat terwijl we omsingeld zijn door 3 (3!) eucharistievieringen. We beloven mekaar om open en eerlijk te blijven want daar leren we allebei het meest van. Ook al stijgt onze bloeddruk een ietsiepietsie.

Zondagnamiddag ga ik Adolphe opzoeken. Dat is het ex-liefje van mijn ex-huisgenote Lucie en een van de weinige (2!) bekenden die ik hier nog ken. Hij speelt volleybal bij de nationale ploeg en op zondag gaan die mannen zich wat amuseren in Club Mamba, een soortement recreatiedomeintje met beach-volley-veld, zwembad, bowlingbaan en veel gras. Ik dus naar die Mamba Club. Omringd worden door prof-sporters met een pintje in de zon. Dat vind ik een prima zondagnamiddag.

Maandag word ik opgepikt door een VSO-chauffeur. Eindelijk naar mijn huis!! De chauffeur kent het huis niet en gans Kigali van straatnamen en huisnummers voorzien, dat projectje is wel in opgang maar dat dat is nog niet helemaal afgerond. Alleszins niet in mijn wijk. Wij dus de vorige bewoonster gaan zoeken 'ergens ter hoogte van een hotel' want ook hier nog geen straten en nummer. Blijkt dat zij nog moet verhuizen! Enfin, na enkele uren haar gerief inpakken, inladen, uitladen, mijn gerief oppikken en afzetten, ben ik eindelijk verhuisd. Mijn huisgenote belt een kerel om te helpen poetsen en die Boniface, die poetst of zijn leven er van af hangt. Met staalwol schuurt hij mijn badkamer tot ze blinkt als nieuw. I love him already. Nadien zijn slaapkamer, keuken en living aan de beurt. Na het poetsen, het inrichten. Mijn huisgenote – Jane uit Kenia – interesseert zich geen moer in decoratie dus ik kan mijn gang gaan. Ik ga de lokale Makro plunderen en trakteer mezelf voor mijn verjaardag op een frigo en een gasvuur. Via een tweedehandssite koop ik gordijnen en op de markt koop ik een trendy stofke en laat de zetel-kussens overtrekken. Ikea meets Dille & Kamille meets African Swagger.

De tuin, dat was eigenlijk een containerpark. De vorige bewoonster smeet GFT, PMD en vooral veel rest gewoon in het rond, stak hier en daar een vuurtje aan en liet het rotten. Dirty woman! Jane en ik ons werkplunje aan en 3 uur in die tuin ploeteren. Afval en stenen verwijderen, grond omspitten (met zo'n typisch Afrikaanse hak. En dat ziet er zo niet uit maar dat is echt zwaar!), opgeschoten savooi verplanten, tomaten en kruiden zaaien, gras verplanten (I kid you not. Ik herhaal: gras verplanten) en dan alles veel water geven. Ik ben zéér benieuwd wat dat gaat geven...

Werkgewijs – want daarvoor ben ik hier uiteindelijk toch – is er nog niet zo veel gebeurd. Het heeft enkele dagen geduurd vooraleer ik het organigram, de onderlinge relaties, mijn werkgever en mijn opdracht ontcijferd had. Het komt erop neer dat ik een 'model of good practice' ga schrijven in het werkveld van 'Special Needs Education'. Ik word in 1 voorziening geplaatst – Humura - voor kinderen met een mentale beperking waar ik met de medewerkers en de kinderen een heel traject zal doorlopen. In de eerste fase leg ik vast wat er op dit moment gebeurt, in een tweede fase komen de workshops en trainingen, in een derde fase documenteer ik opnieuw de toestand, in een vierde fase stel ik (hopelijk!) vooruitgang vast en op basis van dat 'bewijsmateriaal' maak ik een 'model of good practice' met aanbevelingen. Als de Rwandese overheid het eens is met mijn schrijfsels, wordt deze voorziening de model-voorziening voor alle anderen. Hoppa. Hallo Verantwoordelijkheid.

Verder.. 3G internet heeft ook hier zijn intrede gedaan! Op sommige plaatsen waar je hele dure fancy croissants kan eten zelfs 4G! Iedereen heeft een smartphone dus we kopen massaal airtime en laden die telefoons op. Keihandig. Altijd en overal bereikbaar (behalve wanneer mijn bundel internet op is..). Dan spoei ik me naar een geel parasolleke en schaf ik me weer wat bereikbaarheid aan. Over bereikbaarheid gesproken.. Via onderstaande kanalen kan je me vinden

mail: astrid@herbosch.be

facebook: astrid herbosch

telefoon: +250 78 63 62 158

whats app: zie tel

skype: astrid.herbosch

post: VSO

P.O. Box 4599

KG 1178 Street, Plot nr 11235

Rikuri II, Remera Sector

Gasabo District, Kigali

Rwanda

Mijn goed voornemen om meer te sporten heb ik meteen omgezet in actie! Via een facebook-groep kom ik een yoga-les op het spoor (in Mamba club trouwens, handig want dan kan ik na de les gewoon aansluiten bij de chillende volleyballers). Met een licht kloppend hart het lokaal binnen. Blijkt dat er maar 2 deelnemers zijn in de beginners-les. Wat ik allemaal doe op 1 uur! Honden, slangen en krijgers die naar de plafond kijken. Ondertussen ademen met een 'open hart' en je binnenste heup buigen. Of zoiets. Op sommige momenten vind ik het jammer dat we maar met 2 zijn en dat ik niet in de massa kan verdwijnen want mijn binnenste heup buigen, daar ben ik duidelijk nog geen expert in. De volgende dag heb ik spierpijn op rare plaatsen dus het zal wel iets doen met mijn lijf en leden.

Nog meer sport-nieuws! Morgen zijn alle Rwandese Belgen uitgenodigd in de residentie van Meneer de Ambassadeur om de match tegen Algerije te volgen. Ook al zitten we aan de andere kant van de wereld, we blijven Belg en supporteren zullen we!

In al die chaos ben ik ook aan mijn 33ste levensjaar begonnen. Hoe de kaarten nu liggen zal er dat vast één worden om niet licht te vergeten. Bring it on.